Vijftien jaar lang geloofde ik dat ik in een toegewijd huwelijk zat. Het was niet perfect – geen enkele relatie is dat ooit – maar we hadden een leven. Een thuis. Twee prachtige kinderen. Een routine. Het soort leven dat niet bepaald sprankelt, maar toch solide aanvoelt. Veilig.
Of dat dacht ik.
Op een nacht ontrafelde alles zich in een enkel afgeluisterd gesprek.
Het begon als elke andere dinsdagavond. De kinderen waren in hun kamers – de een aan het lezen, de ander eindeloos scrollen op zijn telefoon. Ik liep de trap af en was van plan wat kip te ontdooien voor het avondeten. Toen hoorde ik de stem van mijn man uit de woonkamer komen. Ik pauzeerde even, gewoon uit gewoonte.
Maar wat ik hoorde, deed me koud staan.