Sergeant Daniel Miller was bijna een jaar weggeweest voor zijn laatste uitzending bij het Amerikaanse leger. Op zijn achtendertigste had hij al heel wat gevechtszones, buitenlandse steden en eindeloze woestijnvlaktes gezien, maar niets kon hem voorbereiden op de aanblik die hem te wachten stond in zijn kleine geboorteplaats Topeka, Kansas. Zijn laarzen knarsten over de grindoprit toen hij in zijn oude Chevy-truck stopte, met een bonzend hart bij de gedachte aan een hereniging met zijn twaalfjarige dochter Emily. Zij was het lichtpuntje in zijn leven, de enige reden waarom hij de dagen had afgeteld tot zijn ontslagpapieren getekend waren.
De boerderij zag er nog precies zo uit als toen hij vertrok: de verf bladderde van de luiken, de oude schommel wiegde nog lichtjes in de wind. Maar er klopte iets niet. De tuin zag er onverzorgd uit, het gras stond hoog en de bloemperken stonden vol onkruid. Daniel fronste. Zijn jongere zusje Rachel had beloofd tijdens zijn afwezigheid bij Emily te blijven.
Terwijl hij naar de schuur liep, hoorde hij een ongewoon geluid – gesnuif en geschuifel, het soort geluid dat hij herkende van zijn jeugd tussen het vee. Nieuwsgierigheid dreef hem dichterbij, totdat hij de half vergane houten deur openduwde. Wat hij zag, deed hem verstijven.
Daar, opgerold in een bed van stro tussen de varkens, lag Emily. Haar blonde haar was klittend, haar kleren gescheurd en vuil, haar gezicht besmeurd met opgedroogde tranen en modder. Ze sliep vast, haar kleine handje rustend op de flank van een zeug alsof het een kussen was. Daniels borstkas was samengeknepen, woede en hartzeer vochten in hem om de overhand.
Zijn eerste reactie was om te schreeuwen, om een verklaring te eisen. Maar de aanblik van haar dunne schouders die met oppervlakkige ademhalingen op en neer gingen, deed hem verstijven. Ze zag er fragiel en uitgeput uit, alsof ze in zijn afwezigheid haar eigen strijd had gestreden. Hij hurkte neer en streek een haarlok uit haar gezicht, voorzichtig om haar niet wakker te maken. De varkens bewogen zich, maar bewogen niet weg, alsof ze haar als een van hen hadden geaccepteerd.
Daniels handen trilden toen hij zijn telefoon pakte. Hij wilde Rachel bellen, tegen haar schreeuwen, eisen hoe ze dit had kunnen laten gebeuren. Maar iets zei hem dat hij moest wachten. Hij had antwoorden nodig – duidelijke, eerlijke antwoorden – voordat zijn woede zou ontploffen.
En zo stond hij daar in de donkere schuur, met zijn hart verscheurd tussen de strijd tussen de soldaat die vijanden overzee had verslagen en de vader die nu thuis met iets veel verwarrender werd geconfronteerd.