Toen de zoon van mijn dochter werd geboren, liep mijn hart over van vreugde. Het leek erop dat het geluk in ons huis was gekomen. Maar met de komst van de baby kwamen ook zorgen: de dochter keerde snel terug naar het werk — haar positie was verantwoordelijk en een lang zwangerschapsverlof was niet beschikbaar voor haar.
Natuurlijk kon ik mijn kleinzoon niet onbeheerd achterlaten. Ik zorgde graag voor hem: elke dag van acht uur ‘s ochtends tot zes uur’ s Avonds was ik bij hen thuis — ik voedde, schudde, waste, liep. Alles is zoals het hoort te zijn voor een grootmoeder die van haar familie houdt.
Maar op een dag gebeurde er iets dat mijn houding ten opzichte van alles veranderde.
Na een lange wandeling ging ik de keuken in om een hapje te eten — Ik nam een stuk kaas en een appel uit de koelkast. Ik had niet eens tijd om de deur te sluiten toen ik van mijn dochter hoorde: