Twee weken voor de bruiloft van mijn zoon ging ik eindelijk op zoek naar een jurk.
Na een ontmoedigende ochtend vol slecht passende stijlen en onflatteuze kleuren, stuitte ik op een klein boetiekje dat verstopt zat tussen een café en een sieradenkraam.
Toen ik binnenkwam, zag ik meteen de jurk: een elegante, tijdloze blauwe jurk die precies was wat ik voor ogen had.

Maar het moment werd al snel verpest door de jonge vrouw achter de toonbank, die luidkeels in haar telefoon zat te vloeken.
Toen ik vroeg of de jurk in mijn maat verkrijgbaar was, rolde ze met haar ogen, beëindigde haar gesprek en mompelde: « Nog eentje. »
Toen zei ze met een grijns op haar gezicht dat de jurk ‘mij veertig jaar geleden misschien wel goed had gestaan’.
Toen ik mijn telefoon wilde pakken, graaide ze hem uit mijn handen.
Voordat ik kon reageren, kwam er een vrouw van ongeveer mijn leeftijd van achteren naar buiten. Ze was de eigenaresse van de winkel en, zo bleek, de moeder van de onbeschofte winkelbediende.
Zonder een woord te zeggen opende ze haar laptop en speelde de CCTV-audio af.
De stem van haar dochter vulde de winkel, alle beledigingen waren luid en duidelijk te horen.
Het meisje probeerde het uit te leggen, maar haar moeder hield haar tegen.
« Jij zou deze winkel runnen. Dat is niet meer zo. »
Toen draaide ze zich naar mij om, gaf me de blauwe jurk in mijn maat en zei hartelijk:
“Beschouw dit als mijn excuses.”
