Het begon allemaal met een scène die zo uit een film leek te komen. Een jonge jongen uit een middenklassegezin, Léo, loopt op straat een ander kind tegen het lijf, vuil, uitgemergeld en gekleed in rafelige kleren. Op het eerste gezicht niets verrassends… behalve dat ze precies op elkaar lijken. Dezelfde diepblauwe ogen, dezelfde gouden lokken, hetzelfde stemgeluid. En toch woont de een in een mooi huis, de ander op straat.
Geraakt door deze griezelige gelijkenis neemt Leo de jongen mee naar huis, verlangend om hem aan zijn moeder voor te stellen. « Mama, dat is mijn broertje! » roept hij overweldigd. Bij het zien van de twee kinderen naast elkaar valt Camille , zijn moeder, huilend op haar knieën. Een pijnlijke herinnering, die ze al lang geleden had begraven, haalt haar in: die van haar zwangerschap, waarbij ze altijd de diepe overtuiging had gehad een tweeling te dragen.
Een droom die een waarheid verbergt

Camille wordt al jaren geplaagd door een terugkerende nachtmerrie. Ze ziet zichzelf in het ziekenhuis bevallen van Léo, maar heeft het gevoel dat er nog een baby van haar wordt afgenomen zonder dat ze hem kan zien. Haar man Romain heeft haar echter altijd verzekerd dat er maar één kind was. Was het slechts een droom… of een verdrongen herinnering?
Beetje bij beetje worden twijfels zekerheden. De identieke moedervlek op beide jongens laat geen ruimte meer voor toeval. Élise , Leo’s beste vriendin, leidt het onderzoek samen met hem. Samen ontdekken ze dat Jules als baby in een afvalcontainer is gevonden.
Een getroebleerd verleden komt weer boven
Tegelijkertijd wordt Romains gedrag steeds verdachter. Hij verzet zich tegen elke verwijzing naar een tweede kind en probeert Jules met alle mogelijke middelen in diskrediet te brengen. Maar wanneer Sophie , zijn vermeende zus, zijn maîtresse blijkt te zijn, stort alles in.