De diagnose was definitief: ze zeiden dat hij nooit zou verhuizen en dat zijn ouders alle hoop hadden opgegeven.
Het huis was te stil geworden. Geen ontspannende stilte, maar een van die zware, gespannen stiltes. Zo eentje die je borstkas samentrekt en je hart doet rillen. Buiten was de lucht dreigend. De wolken pakten zich samen en de wind streelde de ramen alsof hij naar binnen probeerde te komen. In de verte blafte een hond. Daar was alles stil.
Het leek alsof de tijd stilstond.
Clara Morel zat op de drempel met een kop ijsthee in haar handen. Ze wist niet eens meer dat ze die had gezet. Aan de andere kant van de kamer bleef het bedje stil. Veel te stil.
In de gang verbrak de stem van Leo de stilte:
— Heb je een beetje geslapen?
Ze antwoordde niet. Hij wist het antwoord al.
Hij kwam dichterbij, zijn gezicht vermoeid, een lichte stoppelbaard op zijn kaak.
« Je moet het eens proberen. »
Met haar ogen gericht op het bedje fluisterde Clara:
« Wat als ik het moment mis waarop alles kan veranderen? Dat kan ik niet. »
Hij antwoordde niet. Ze hadden al een tijdje nauwelijks gesproken.
Er klonk een krakend geluid. Misschien de muren. Of misschien iets anders. Clara bewoog niet. Dat huis droeg de last van verdriet. Maar die avond leek de lucht anders. Alsof het geladen was met een vreemde energie.
Toen een zwak geluid in de gang. Het waren geen voetstappen. Eerder een ritselend, onregelmatig geluid.
Clara draaide haar hoofd.
Milo stond daar, in de schaduw van de deur.
De kleine golden retriever zweeg. Hij kantelde zijn kop en keek haar aan met een bijna menselijke blik. Toen liep hij zonder aarzelen naar de kribbe.
— Milo, nee… — mompelde Clara, terwijl ze opstond om hem tegen te houden.
Te laat.
De pup klom voorzichtig in de wieg. Die plek durfde niemand meer te naderen. Hij ging naast het kind liggen en kroop tegen hem aan.
Leo fluisterde onzeker:
—Moeten we hem stoppen?
Clara hield haar adem in.
Eliott bewoog niet. In eerste instantie.
Toen veranderde er iets. Nauwelijks merkbaar. Een lichte rilling. Een klein gebaar.
Clara kwam langzaam dichterbij, haar ogen wijd open:
— Léo… heb je het gezien?
Hij knikte verbaasd.
— Ik dacht dat… — Hij stopte. — Dat kan niet.
Milo bewoog niet. Hij klemde zich nog steviger aan het kind vast, zijn snuitje streek zachtjes langs zijn handje.
Een nieuwe schok.
Dan stilte.
Clara bracht haar hand naar haar mond. Tranen vulden haar ogen al.
—Jij hebt het ook gezien… vertel me dat je het hebt gezien.
Leo knikte langzaam.
— Dat zou niet mogen… dat kan niet waar zijn.
Buiten waaide het hard. Maar daar, in die kamer, was iets wakker geworden.
Het was geen wonder.
Het was geen medicijn.
Het was niet logisch.
Maar het was er wel.